Colloquia cum puella

Woensdagmiddag 19 december 2018

Gisteren heb jij, lieve Dana, je eerste echte gesprek gevoerd, en dat nog wel met een vreemde. De gelukkige was ene Kura, net als jij 2 jaar en twee maanden oud. Het ging om het zoontje van de eigenaresse van De Kleine Wereld (een Leids babycafé). Die eigenaresse heet Umrit en draagt altijd een roze tulband en zegt in iedere zin mijn voornaam (‘Dus alleen een cappuccino, Kees?). Eerst vreesde ik dat die tulband was vanwege de chemo, maar na wat gegoogle (Umrit = hindoestaans voor ‘onsterfelijk’) vrees ik dat Vishnu achter de tulband zit, en ook achter het feit dat De Kleine Planeet het enige café op deze grote planeet is zonder kerstversiering op 18 december. Ik vrees daarom ook dat de eigenaresse er geen prijs op zal stellen dat ik haar ‘eigenaresse’ noem. ‘Eigenaar’ moet dat natuurlijk zijn. Waarom dat moet weet ik niet precies, en ook weet ik niet op welke site ik hier uitleg over kan vinden. Het heeft dacht ik iets te maken met discriminatie en identiteit. Maar hoe dan? Je moeder is om die reden nu ook geen docente meer maar docent, en jij bent niet meer blank maar wit. Toch maar eventjes gegoogled: Yes, www.taalpolitie.nl is nog vrij! Ik voorzie een prachtsite. Je vader slijpt zijn messen.

Maar we hadden het over iets veel belangrijkers: Je praat! En onder praten verstaan wij niet enkel bevelen geven van twee of drie woorden. Want ‘Nog melk!’, ‘Pappa, optillen!’ roep je al een half jaar. Dit was echter een doorbraak: met die Kira (Russisch voor ‘zon, donkere dame’, kleine wereld!) zat je minstens tien minuten aan een tafeltje te converseren, alsof jullie aan lunchafspraak hadden. Jullie keken elkaar aan en boden elkaar boterhammen, kaas en melk aan, en dat boven een leeg tafeltje. ‘Hier melk,’ zei je. ‘Lekker,’ zei Kira. ‘Nog brood?’ ‘Nee, vies’. Kira’s taalvermogen bleek wat groter dan het jouwe, wat vooral bleek toen er een kleine irritatie ontstond, het begin van een discussie, misschien het begin van een sociaal-morele scheiding der wateren. ‘Wat is dat… in je mond?’ zei Kira in een complete zin. Het ging om het plastic ding dat je kinderen in hun mond stopt om nog iets van een rustig leven te hebben, daarbij is het iets waar mensen die tulbanden dragen hun neus voor ophalen, aangezien Amerikaans onderzoek heeft uitgewezen dat etc. ‘Peen,’ zei je verbaasd. Vervolgens gingen jullie samen twaalf keer van het mini-glijbaantje. Ik zag Kira wel drie keer jaloers naar je peen kijken.

Ik ben 57. Ik hoef niet meer te weten wie ik ben. Vanaf Mars gezien zijn de verschillen tussen mensen onderling immers minimaal. Ik wil een ander soort waarheid, martiaanse waarheid. Ik wil weten wat ik ben. De vraag ‘wie ben ik?’ kan ik pas zinnig beantwoorden na beantwoording van de vraag ‘wat ben ik?’ Oftewel, wat betekent het om een homo sapiens te zijn? Waar komen we vandaan, waarom zien we eruit zoals we eruit zien? Wat is taal (want daar draait alles om), wat waren de voorwaarden, wat zijn de consequenties? Alleen als ik dat begrijp (als ik weet waarom mijn neus van voren zit en niet opzij) kan ik zinnige, vrije beslissingen nemen, kan ik iets doen met de wijsheid die ik uit de duizend boeken die ik las. Socrates, Shakespeare noch Sartre snapte dat een wijsheid enkel duurzaam is als begrepen is waar we vandaan komen, wat instinct is en wat cultuur. Dus voorlopig geen romans meer voor mij, geen afbeeldingen meer, enkel nog wetenschappelijk gewroet. Ik moet eerst precies weten waar de Darwin-evolutie de toon voert, en waar de memen-evolutie ons bestaan bepaalt. En jij Dana, jij komt als geroepen. Ik ben van plan om een chimpansee Nederlands te leren. Alle wetenschappen ter wereld zal ik daarbij nodig hebben. En jou.

Winnie-de-Pooh zei ook nog iets over deze kwestie:

“On Wednesday, when the sky is blue,
and I have nothing else to do,
I sometimes wonder if it’s true
That who is what and what is who.”

Plaats een reactie